Vragen over de vergunningplicht
Ja. De hoofdaannemer is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde zorg, ook als die zorg wordt geleverd door onderaannemers. Daarom moet de zorgaanbieder in een schriftelijke overeenkomst vastleggen hoe de onderaannemer de kwaliteit van zorg(verlening) van de hoofdaannemer waarborgt.
Een zorgaanbieder die vergunningplichtig is, moet voor het verlenen van die zorg een Wtza-vergunning hebben, anders is deze in overtreding.
De IGJ kan met een last onder dwangsom de instelling dwingen alsnog een toelatingsvergunning aan te vragen. Daarnaast kan de IGJ een boete van maximaal € 87.000,- opleggen wanneer de instelling zonder vergunning zorg heeft verleend.
Zorgverzekeraars en -kantoren gaan over de vergoeding van declaraties. Zij kunnen de vergunning als voorwaarde stellen. Zij kunnen geen vergunning eisen, wanneer deze (op grond van de Wtza) niet voor u geldt.
De kosten voor het in behandeling nemen van de aanvraag bedragen eenmalig 725 euro. (Dit bedrag is bepaald bij ministeriële regeling.)
Wijziging van rechtsvorm
Wijzigt de zorgaanbieder van rechtsvorm? Zorg dat u aan de eisen van de Wtza blijft voldoen. Wanneer met de rechtsvormwijziging een nieuwe KVK-registratie plaatsvindt, moet in elk geval een nieuwe vergunning worden aangevraagd.
Overname zorg na fusie of (af)splitsing
Wordt na fusie of (af)splitsing de zorg verleend door een zorgaanbieder (de ‘verkrijgende instelling’) die nog niet over een vergunning beschikt? Of wordt de zorg overgenomen door een andere zorgaanbieder (de ‘verkrijgende instelling’) die nog niet over een vergunning beschikt?
Voor de verkrijgende instelling die nog geen vergunningplichtige zorg verleende, vraagt u zo vroeg mogelijk een vergunning aan.
Vanaf het moment dat de volledige aanvraag bij het CIBG binnen is, ontvangt u binnen 8 weken de beslissing op de aanvraag. Mocht er meer tijd nodig zijn, dan krijgt u hierover tijdig bericht.
Het kan zijn dat u wordt gevraagd aanvullende gegevens aan te leveren. Ook kan het zijn dat om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) wordt gevraagd of een onderzoek op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) wordt verricht. Op het moment dat u documenten moet aanleveren of een reactie moet geven, wordt de beslistermijn opgeschort. In het portaal kunt u de beslistermijn zien.
Een zorgaanbieder moet het aanvraagformulier juist en volledig invullen (en ervoor tekenen). Het CIBG beoordeelt dan of al dan niet aannemelijk is of aan de voorwaarden voor vergunningverlening wordt voldaan.
Het kan zijn dat het CIBG naar aanleiding van de aanvraag aanvullende gegevens nodig heeft om te kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor vergunningverlening is voldaan.
De IGJ houdt toezicht op de naleving van de voorwaarden voor goede zorg, de eis van een interne toezichthouder en de eis van een cliëntenraad en heeft hiervoor haar eigen toezichthoudende bevoegdheden op grond van de Wkkgz, Wtza en Wmcz 2018.
De NZa houdt toezicht op de naleving van correct declareren en de eisen van een transparante financiële bedrijfsvoering en heeft hiervoor ook haar eigen toezichthoudende bevoegdheden op grond van de Wmg.
Op grond van de Wtza kunnen de IGJ en NZa gevraagd en ongevraagd informatie aan het CIBG verstrekken voor de weigering of intrekking van de vergunning. Het CIBG kan de vergunning intrekken wanneer er sprake is van één van de in de Wtza opgenomen intrekkingsgronden.
Dit hangt af van wat het bureau precies doet.
Een bureau dat bemiddelt tussen een persoon die zorg nodig heeft en een persoon die zorg kan verlenen en waarbij het bureau alleen als taak heeft om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, is geen zorgaanbieder. Het enige doel van dit bureau is bemiddeling; het bureau verleent geen zorg , maar levert een zorgverlener.
Dit ligt anders als het bureau bijvoorbeeld met een houder van een persoonsgebonden budget of een zorgverzekeraar een overeenkomst heeft gesloten om voor hem zorg in natura te verlenen. Dan moet het bureau zorgen voor continuïteit bij ziekte van de zorgverlener en maakt dit bureau, als opdrachtgever, afspraken over de inhoud van de zorg met de zorgverlener die als zzp’er voor het bureau werkt. In dat geval is het bureau wel een zorgaanbieder en daarmee vergunningplichtig.
Er bestaan in de zorg verschillende soorten samenwerkingsconstructies. Die vallen soms wel en soms niet onder de Wtza. Dat verschilt per geval. Het gaat er vooral om of er vanuit de samenwerkingsconstructie zorg wordt geleverd, of alleen vanuit de aangesloten zorgaanbieders. We gaan in op enkele veelvoorkomende voorbeelden.
Eerstelijnscentra
In eerstelijnscentra (denk bijvoorbeeld aan gezondheidscentra) werken doorgaans verschillende disciplines samen, zoals een huisarts, fysiotherapeut, tandarts en thuiszorgmedewerkers. Als zij ieder als zelfstandige beroepsbeoefenaar werkzaam zijn, een eigen praktijkruimte hebben en geen onderlinge afspraken hoeven te maken over zorgverlening, is ieder van hen een zorgaanbieder. Het eerstelijnscentrum is dan geen zorgaanbieder en dus niet vergunningplichtig.
Zorggroepen
Huisartsen sluiten zich vaak aan bij een zorggroep. In zorggroepen werken vaak ook verschillende beroepsbeoefenaren samen. Als de zorggroep uitsluitend faciliteert (bijvoorbeeld door namens de huisartsen de zorg te contracteren bij de zorgverzekeraar) maar de zorggroep niet zelf de zorg verleent, dan is de zorggroep voor de Wtza geen zorgaanbieder en niet vergunningplichting.
Als de zorggroep zelf (een deel van) de zorg verleent, dan is de zorggroep een zorgaanbieder. Vaak wordt er ketenzorg geleverd vanuit de zorggroep. De zorggroep is dan mogelijk wel vergunningplichtig.
Kostenmaatschappen
De kostenmaatschap is een maatschap van personen die gezamenlijk kosten dragen en onderling verdelen. Een veel voorkomende kostenmaatschap is die waarin zorgaanbieders gezamenlijk een werkruimte huren en gebruiken. Ook personeel (bijv. assistenten) kan worden ondergebracht in een kostenmaatschap. Over het algemeen blijven de individuele praktijken zelf verantwoordelijk voor de zorgverlening. Als namens de kostenmaatschap geen zorg wordt geleverd, dan is de kostenmaatschap niet vergunningplichtig. Mogelijk zijn de individuele praktijken wel vergunningplichtig.
Het gaat daarbij om de volgende vormen van zorg die een arts verleent:
- anesthesiologie
- cardiologie
- cardio-thoracale chirurgie
- dermatologie en venerologie
- heelkunde
- interne geneeskunde
- kaakchirurgie
- keel-neus-oorheelkunde
- kindergeneeskunde
- klinische genetica
- klinisch geriatrie
- longziekten en tuberculose
- maag-darm-leverziekten
- medische microbiologie
- neurochirurgie
- neurologie
- nucleaire geneeskunde
- obstetrie en gynaecologie
- oogheelkunde
- orthopedie
- pathologie
- plastische chirurgie
- psychiatrie
- radiologie
- radiotherapie
- reumatologie
- revalidatiegeneeskunde
- sportgeneeskunde
- urologie
Let op! Zorg die wordt verleend door een huisarts (bijvoorbeeld door het doen van een kleine chirurgische ingreep), een specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten of verpleegkundig specialist, valt niet onder de definitie van medisch specialistische zorg.
Ook als de hiervoor genoemde vormen van zorg worden verleend door een medisch specialist in het kader van de huisartsenzorg en zonder dat de huisarts hierbij tot verwijzing over gaat, is er geen sprake van medisch specialistische zorg. Hierbij kan worden gedacht aan medisch specialisten die direct digitaal meekijken met de huisarts of medisch specialisten die fysiek ‘spreekuur’ voeren in de huisartsenpraktijk zelf.